Etshelden, no. 3 Horst Janssen

In Duitsland is hij zeer bekend (met eigen museum), daarbuiten veel minder. Heeft een uitzinnig groot oeuvre bijeen gedrukt, met een overmaat aan talent in tekenen en etsen. Al zijn etsen stralen een superieur gemak uit. Alles wat er te vinden was in zijn verwaarloosde villa werd onderwerp: hijzelf, vriendin, verdorde bloemen, schoenen, platte bierblikjes, platte kikkers, stenen. Maar hij maakte ook veel landschappen (herfst, regen, veel wind) en etsen van zijn obsessies (seks, dood en bederf). 

Veel van zijn etsen hebben prachtige lijnen met grote donkere vlakken en stralen een enorme energie uit. De georkestreerde rommeligheid is fantastisch: hij liet zijn etsplaten, waar nog niet op was getekend maar waar wel al een waslaag op zat, rondslingeren, smeet ze op de stenen zodat er beschadigingen ontstonden. Ook gebruikte hij zo nu en dan zeer sterk zuur dat door de etsgrond heen bijt en toevallige stippen en lijntjes geeft. 

De twee mooiste series zijn Hanno’s Tod en Laokoon. De eerste is een serie zelfportretten, waarbij zijn gezicht steeds verder ontbindt in een warboel van losse krassen. Laokoon bestaat uit grote, zeer woeste knotwilgachtige groeisels, waar de wanhoop en verlies vanaf druipen.

Liselottenland, 20,5 x 29 cm.

Etshelden, no. 2 Goya

Nog zo’n beroemdheid, maar totaal anders dan Rembrandt. Allereerst had Goya een techniek tot zijn beschikking die Rembrandt nog niet had: de aquatint. Hierbij bestuif je een etsplaat met harspoeder, waarna je de plaat verwarmd en de hardkorreltjes als piepkleine druppeltjes op de plaat vastsmelten. Na etsen met zuur krijg je een fijn raster omdat het metaal onder de druppeltjes niet wordt geëtst. Bij afdrukken krijg je mooie egale grijstinten. 

Goya heeft een aantal series van etsen gemaakt die allemaal ronduit ongemakkelijk zijn. De bekendste is Los desastres de la guerra, De verschrikkingen van de oorlog, tussen 1810-1820 gemaakt. De 82 etsen laten naast wanhoopsdaden vrijwel alle mogelijke oorlogsmisdaden zien. Het moorden en roven heeft een sfeer van gore alledaagsheid, in de oorlog is nauwelijks iets heldhaftigs te vinden. Bijna tegenstrijdig hieraan is Goya’s techniek: prachtige, beetje krasserige lijnen, heel mooie composities met soms grote donkere vlakken en vaak opvallend leeg.


Nummer 7 van de Verschrikkingen van de oorlog, Que valor! (Wat een Moed!).

Minder bekend dan de Verschrikkingen van de oorlog is een serie van 22 etsen die Los disparates (De absurditeiten) heet. Wat Goya er mee bedoeld heeft is meestal onduidelijk. Maar de beelden zijn prachtig, raar, ongemakkelijk en ook indringend. 

Uit Los disparates, Una reina del circo (Een circuskoningin).

Etshelden, no. 1 Rembrandt

Veel grote namen in alle kunsten zijn terecht groot: Beethoven 9 is echt een heel goed muziekstuk en Misdaad en Straf is een fantastisch boek. En Rembrandt is dus de allerbeste etser ooit*. Wat is er allemaal zo goed aan die etsen? Vrijwel alles! Bijvoorbeeld zijn uitbeeldingsvermogen: de mensen zijn van vlees en bloed, ondanks het soms sacrale onderwerp. Kijk naar de ets van Jezus die predikt. De mensen kijken soms naar hem of wat voor zich uit, een beetje peinzend. Een jongetje is met z’n moeder meegegaan, verveelt zich en ligt op z’n buik te tekenen in het zand met zijn tol naast zich.

Dezelfde levendigheid zit ook in zijn lijntjes. Elk is met aandacht getrokken, niets is machinaal. Neem de close-up van de boerderij. Een verbazingwekkende verscheidenheid aan lijntjes (en opeens is er ook nog een kat op het dak te zien). Ook van zeer dichtbij blijft het prachtig! (misschien maakt dat veel kunst goed: een soort fractale schoonheid, bij elke vergroting valt er van alles te beleven).

Landschap met boerderij
Uitsnede van vorige ets (ware grootte 84 x 35 mm).

Ook in de grote gebaren is hij fantastisch! Hij heeft een paar drogenaaldetsen gemaakt die misschien wel de mooiste zijn die ooit in een plaat koper zijn gekrast. Het gaat om de grote etsen van de kruisiging (De Drie Kruisen). Bij droge naald werk je direct in de koperplaat. Je krijgt ondiepe krassen met aan de randen daarvan rafels (braam). Bij het afdrukken blijft hieraan veel inkt hangen, waardoor er prachtige dikke zwarte lijnen ontstaan (“fluwelig”). De hoeveelheid braam bij het tekenen, maar ook de hoeveelheid inkt die bij het afdrukken op de plaat zit is heel variabel, waardoor heel veel verschillende lijnen mogelijk zijn. Krassen in metaal kost wel veel kracht en geeft daardoor eenvoudiger en meer hoekige lijnen, duidelijk te zien in alle figuren en paarden. Ook zie je bij het direct tekenen op de koperen plaat nauwelijks wat je gedaan hebt doordat de lijnen en de ondergrond koperkleurig zijn en niet, zoals bij een gewone ets de lijnen oplichten in de donkere afdeklaag. En dat zo’n ruige techniek dan dit oplevert!

De drie kruisen, vierde staat.

*vind ik

Hoe maak je een ets?

Hoewel veel mensen wel weten dat een ets een soort stempelen is met een metaalplaat, is het vaak niet bekend wat er allemaal moet gebeuren voordat je een eerste afdruk in handen hebt. Daarom hier een uitleg. 

zinken plaat

Neem een zinken plaat (kan gewoon van de dakdekker; vooral vroeger werd er in koper geëtst). Eerst moet de plaat worden gepolijst, gewoon door heel lang poetsen met Brasso, nogal een rotwerk, maar gelukkig is er ook gepolijst zink te koop. De kanten van de plaat vijl je een beetje schuin af, zodat later bij het afdrukken je papier en het vilt niet door wordt gesneden).

De plaat, die als het goed is spiegelend is, leg ik op een verwarmingsplaat en met een een rollertje rol ik een dun laagje etsgrond zo gelijkmatig uit over de plaat, als een soort verflaagje. Het spul ruikt een beetje naar zware shag (lekker!), want er zit asfalt
in en verder hars en bijenwas. Je kunt het overigens ook opgelost in benzine in een blikje kopen, dan moet je met een kwast er op smeren (smerig!). Hoe dunner de laag, hoe dunner de lijntjes kunnen zijn. 

tekenen

Na het hard worden maak ik de tekening in de etsgrond. Dat kan met een etsnaald (zie tek.), maar eigenlijk is alles wat in de etsgrond een kras kan maken goed: houten stokjes (voor dikke lijnen, spelden (voor extreem dunne) etc. Het mooie is nu, en daarom is etsen fantastisch, dat dat krassen heel licht gaat. Je hoeft alleen een kras te maken in de etsgrond, niet in het metaal en een etsnaald raakt nooit op. Het lastige is wel dat je niet lijntjes kunt maken van dun naar dik, zoals met een kroontjes pen. Een ander nadeel is dat je heel veel lijntjes moet zetten voordat het wat wordt (bij mij althans, vergelijk het met het volkrassen van een A3-tje met een fineliner van 0,5 mm; er zijn natuurlijk kunstenaars geweest die zo waanzinnig goed konden tekenen dat ze aan enkele heel dunne lijnen genoeg hadden, zoals Picasso in de Vollard suite).

etsen

Na een dag of zo tekenen gaat de plaat het etswater in. Wel eerst nog de achterkant van de plaat met plakband afdekken. Dit etsbad bestaat uit een oplossing van kopersulfaat (100 g/L). Tot tien jaar geleden werd vooral salpeterzuur gebruikt dat eigenlijk veel lekkerder etst, maar bijtend is (wil ik niet thuis hebben) en er ontstaat een beetje stikstofoxide (giftig gas). Kopersulfaat is weliswaar giftig, maar niet bijtend. Het reageert met zink waarbij zink wordt opgelost en een koperneerslag ontstaat (mooie klassieke redoxreactie). Omdat het zink aan de ene kant bedekt is met plakband en aan de andere kant met etsgrond kan het alleen het zink oplossen in de lijnen die getrokken zijn in de etsgrond. Na een paar minuten of soms een half uur zijn de lijnen voldoende diep in het zink uitgeëtst (De etstijd hangt af van de sterkte van de kopersultfaatoplossing en hoe diep je de lijnen wil hebben). 

inkt

Na het etsen haal je de etsgrond er af met schoonmaakolie (geowash, wordt ook in drukkerijen gebruikt, slaolie kan ook). De lijnen liggen nu ~0,05 mm in het zink. 

Een paar vellen etspapier heb ik alvast te weken gelegd in een bak met water (handen zijn nog relatief schoon). 

Daarna smeer ik de hele plaat in met inkt (met een doorgeknipte bankpas, bijvoorbeeld van de ING). Die inkt is vergelijkbaar met drukinkt: erg pasteus en olieachtig (bestaat uit gekookte lijnolie en pigment).

 

afslaan

Nu komt het moeilijkste: het schoonmaken van het oppervlak van de plaat (afslaan). Je begint met kranten, daarna met stukjes telefoongids (glad en neemt toch inkt op). Je moet er voor zorgen dat je de inkt niet teveel uit de groeven haalt, maar dat het oppervlak toch inktvrij is. Bij sommige inkten ook weer niet helemaal, zodat je een grijzige ondertoon krijgt. Voor precisiewerk gebruik ik wattenstaafjes (heel veel, van Etos, met houten stokjes).

 

afdrukken

Het geweekte papier droog je tussen kranten. Op de onderplaat van de etspers leg je een stuk onbedrukt krantenpapier (houdt de pers schoon), daarop komt de etsplaat (inkt naar boven) en daarop het vochtige papier. Daaroverheen komt een laag van dik vilt en dat wordt dan door de walsen van de etspers gedraaid. Dat gaat met zo’n grote druk dat het papier de groeven in wordt geperst en de inkt opneemt. (Op de SKVR is er een pers waar iemand een schaar door heen heeft gedraaid. In de lichtgrijze delen van een afdruk vind opeens weer die schaar terug.) Het vilt en de vochtigheid van het papier zorgen er voor dat het papier strak over de plaat komt (etsen en gravures zijn altijd te herkennen aan de moet in het papier, terwijl de lijnen voelbaar uit het papier steken, net als bij geld).

En dan heb je dus een afdruk! Voor een tweede moet je de plaat weer insmeren met inkt en weer schoonmaken. Van een zinken plaat kun je 20 tot 50 afdrukken maken, van een koperen twee keer zoveel. De inkt van een ets moet een week of twee drogen.

wat nog meer kan

De dikte van de lijnen kun je aanpassen door bijvoorbeeld halverwege het etsen een deel af lakken met spirituslak. Je kunt ook halverwege het etsen nog verder gaan met tekenen. 

Als je een stuk van de tekening wil inkleuren kun je natuurlijk arceren, maar voor een egale toon kun je ook aquatint gebruiken. Dat doe je door bijvoorbeeld met een verfspuitbus heel licht de plaat te bespuiten. Het moet zo weinig zijn dat er op de zinkplaat losse verfdruppeltjes liggen. Bij het etsen wordt rond de druppeltjes het zink weggeëtst, zodat je een soort rastertje krijgt dat een beetje inkt vast houdt. Hoe langer je etst hoe zwarter afdrukken de grijstint wordt. In plaats van spuitlak gebruik ik vaak vaseline, dat ik met een papiertje heel licht op de plaat stempel (geeft een fijn rommelig resultaat, maar is moeilijk te beheersen).

Je kunt een plaat ook heel dun inrollen met inkt, zodat juist buiten de lijnen kleur komt. Op deze manier druk ik vaak meerdere kleuren over elkaar. 

typemachines en botjes

Maak eens een iPhone open en vergelijk de binnenkant met die van een typemachine. Bij de iPhone zijn alleen de batterij en de chip te herkennen. Uit niets is op te maken wat het doet, laat staan hoe het werkt. Bij de typemachine begrijp je alles. Oude techniek is voor mij daarom veel interessanter dan moderne: de binnenkant laat zien wat het doet en hoe het werkt. 

Mechanisme van Antikythera, bron: wikipedia

Heel spannend zijn machines waarvan alleen een deel van de binnenkant is overgeleverd en waar we met veel moeite de buitenkant proberen te reconstrueren. Natuurlijk kun je dan denken aan fossiele skeletten van dinosauriërs, maar ook aan een technisch fossiel, het mechanisme van Antikithera, dat net zo fascinerend is maar veel minder bekend. Dit is een overblijfsel van een mechaniek waarmee de stand van ondermeer de zon, maan en de planeten mee voorspeld kon worden en nog veel andere zaken. Het heeft waarschijnlijk uit 38 bronzen tandwielen bestaan en is in de tweede eeuw voor het begin van de jaartelling gemaakt.

Hoewel weinig dingen mij blijer kunnen maken dan een troepje staartmezen in de vlier voor ons huis, geeft een deel van mijn werkstukken hun dode familieleden weer die op de stranden van Vlieland te vinden zijn. Voor mij zijn het stuk voor stuk mechanismen die dezelfde de zelfde fascinatie geven als die oud Griekse rekenmachine, maar met een geschiedenis die heel veel langer is en een schoonheid die nog groter is.

Meerkoet, lijnets, 30 x 20 cm

Staartmezen, etsje, 35 x 35 mm.

 

Camera Lucida

 

Camera lucida

Een van de dingen die ik al sinds lang een keer had willen uitproberen is de camera lucida. Het is een klassiek tekenhulpmiddel om natuurgetrouwe tekeningen te maken. Vorige maand heb ik eindelijk een heel mooi exemplaar op marktplaats gekocht. De aanleiding was het boek A History of Pictures, het laatste boek van David Hockney, dat hij samen met de kunsthistoricus Martin Gayford heeft geschreven. Het gaat voor een groot deel over de weergave van de werkelijkheid in de teken- en schilderkunst. 

De camera lucida is niets meer dan een heel klein glazen prismaatje van een bepaalde vorm dat in een standaardje is gemonteerd dat je aan de tafelrand kunt vastschroeven. Het beeld voor je wordt in het prismaatje weerkaatst waardoor je dit opeens ook kunt zien als je door het prisma recht naar beneden kijkt. Omdat het prisma het beeld twee keer weerkaatst zie je dit niet in spiegelbeeld, maar als normaal beeld.

Onder de camera lucida leg je een vel papier en als je nu door de camera lucida naar beneden kijkt zie je het beeld voor je geprojecteerd op het vel papier. Je zit met je oog dicht op het prisma en met een halve pupil bekijk je het weerkaatste beeld uit het prisma. Met de andere helft bekijk je het papier en wat je met je potlood doet. Zo kun je dus het beeld voor je overtrekken op het papier dat op tafel ligt. 

Werkt het?

Hoewel het wat oefening kost gaat het overtrekken van het beeld heel makkelijk. Het resultaat is indrukwekkend (voor mijn doen althans) wat betreft de natuurgetrouwheid. Toch is hij lastig te hanteren. Dit heeft vooral te maken met het opstellen van het ding. Omdat het prisma twee keer weerkaatst ligt de hoek waaronder het beeld voor je wordt weerkaatst vast. Hoewel je het prismaatje kunt verdraaien heeft dit dus geen effect op de kijkrichting. Alleen door het ding wat je na wil tekenen, je papier en de hoogte van de camera lucida van plaats te veranderen kun je het voorwerp op je papier geprojecteerd krijgen. De grootte van het beeld ligt ook vast. Nu zit er wel een setje bolle en holle lensjes bij waarmee je de kijkhoek kunt aanpassen, maar dit is ronduit lastig. Wellicht ook gewoon meer oefenen. 

Voegt het wat toe?

In het boek van Hockney en Gayford wordt al iemand aangehaald die zegt dat je de camera lucida kunt vergelijken met het hekwerk langs een bergweg: het houdt je op de weg, maar kan er niet voor zorgen dat een lamme kan lopen. Doordat je het beeld overtrekt is de dynamiek van de lijnen volstrekt anders dan bij gewoon tekenen: stijver, haperend. Nog steeds moet je het beeld vertalen in potlood of pen, naar mijn idee veel bepalender voor de kwaliteit dan de juiste plaats van de lijnen. Ik kan me wel voorstellen dat bij het tekenen van portretten kan helpen om een opzetje te maken.

Het is overigens wel erg leuk om te doen! Het heeft iets weg van de tovertekenblokken van lang geleden, waarbij je met zacht potlood op glimmend papier moest krassen. Helemaal vanzelf ontstond er een tekening!